Inleg van eigen middelen
Een vergoedingsrecht is een recht op terugbetaling van de inleg van eigen middelen in een gezamenlijke woning of de woning van een ander.
Voorbeelden van dit soort situaties zijn:
• je betaalt een deel van de koopsom van de gezamenlijke woning van een erfenis of schenking die valt onder privé vermogen
• je lost af op een gezamenlijke hypotheek uit eigen spaargeld
• je betaalt een verbouwing van een huis dat van de ander is
Dit zijn allemaal situaties waarin je recht kan hebben op een vergoeding uit de gezamenlijke pot of uit de privé-pot van de ander.
Hoe die vergoeding bepaalt wordt, is afhankelijk van jullie burgerlijke staat en gemaakte afspraken:
• ben je gehuwd / geregistreerd partner of samenwoner
• wanneer is het geld geïnvesteerd
• wat hebben jullie samen afgesproken (en wat is daarvan vastgelegd)
Vergoedingsrechten bij huwelijk/ geregistreerd partnerschap
Voor gehuwden en geregistreerde partners is de regeling over vergoedingsrechten opgenomen in de wet in artikel 1:87 BW. Deze wet is op 1 januari 2012 behoorlijk veranderd. Eerst gaan we in op het verschil tussen een investering vóór 1 januari 2012 en ná 1 januari 2012.
Investering vóór 1 januari 2012: nominaal
Is het vergoedingsrecht ontstaan vóór 1 januari 2012? Dan geldt in principe een nominaal vergoedingsrecht. Nominaal betekent dat je hebt recht op precies het bedrag dat je (destijds) hebt ingebracht. Je deelt met dat recht niet mee in een latere waardestijging van het goed, maar je bent ook niet draagplichtig voor het eventuele verlies.
Een voorbeeld
• In 2010 kochten jullie samen een woning
• De woning kostte 250.000 euro
• Je brengt 100.000 euro privé in (bijvoorbeeld uit een (destijds nog mog elijke jubel)schenking met uitsluitingsclausule
• De rest financieren jullie met een hypothaire geldlening van 150.000 euro
Heb je dit vastgelegd en ga je uit elkaar, dan heb je een vergoedingsrecht van 50.000 euro. Dit is de helft van het ingelegde bedrag omdat je zelf de ene helft moest inleggen en de ander de andere helft. De ander had dit niet, dus heb je het uitgeleend.
Daarnaast doe je natuurlijk nog mee in de “gewone” verdeling van de overwaarde.
Wanneer de woning wordt verkocht voor € 500.000 wordt eerst de hypotheek afgelost met € 150.000 en ontvangen jullie ieder de helft van de overwaarde ofwel ieder 50.000 euro. De ander dient uit zijn aandeel het schuldig erkende bedrag van de investering uit diens aandeel € 50.000 terug.
Investering op of ná 1 januari 2012: evenredig
Ontstaat het vergoedingsrecht op of na 1 januari 2012? Dan geldt de evenredigheidsleer of beleggingsleer. Dat betekent:
Je vergoedingsrecht groeit (of daalt) mee met de waarde van het goed waarin je hebt geïnvesteerd.
De kern:
1. Je bepaalt welk deel van de oorspronkelijke aankoop uit jouw privévermogen kwam
2. Dat deel geldt als percentage van de aankoopprijs
3. Dat percentage pas je toe op de waarde op de peildatum (bijvoorbeeld bij scheiding of verkoop)
Een voorbeeld:
De woning kost 250.000 euro.. Jij legt 100.000 euro uit privévermogen in. Jouw aandeel in de verwerving is dan 100.000 / 250.000 = 40%
Bij uit elkaar gaan is de woning 500.000 waard, zodat jouw vergoedingsrecht 40% van 500.000 = 200.000 euro waard is Je deelt dus met jouw privé-inleg mee in de waardestijging (of -daling) van het huis.
Terug naar de aankoopdatum. De evenredige berekening kijkt niet alleen naar de aankoop zelf. Ook bij latere aflossingen met privégeld kijkt de wet terug naar het oorspronkelijke verwervingsmoment. Dit geldt niet bij een verbouwing.
Heb je in 2020 de hypothecaire geldlening afgelost van een woning die jullie in 2010 hebben gekocht? Dan wordt jouw vergoedingsrecht toch berekend aan de hand van de waarde en kosten bij aankoop van die woning.
Veel mensen verwachten dat er gekeken wordt naar de waarde van de woning op het moment van aflossen. Dat is niet hoe de wettelijke berekening werkt.
Afwijkende afspraken zijn wel mogelijk. Dit kan in huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk, in een schriftelijke overeenkomst of bij de scheiding in het convenant. Je moet het dan wel met elkaar eens zijn of worden. Het belangrijk om de afspraken op papier te zetten, zodat je ze kunt bewijzen als de neuzen de andere kant op staan.
Er namelijk al heel wat rechtszaken geweest waarin de rechter heeft bepaald dat als er niets is vastgelegd de inleg is gebeurd vanuit de verzorgingsgedachte tussen echtgenoten/geregistreerde partners.
Huwelijk / geregistreerd partnerschap gehuwd ná 1 januari 2018
Ging je trouwen of een geregistreerd partnerschap aan zonder huwelijkse voorwaarden te maken vóór 2018 dan ontstond er een algehele gemeenschap van goederen. Alles van voor en na de huwelijksdatum viel in de gemeenschap (tenzij er sprake was van een schenking of erfenis met een uitsluitingsclausule).
Sinds 1 januari 2018 is dit verandert en geldt bij trouwen zonder huwelijkse voorwaarden de beperkte gemeenschap van goederen:
• privévermogen van vóór het huwelijk blijft privé
• schenkingen en erfenissen ontvangen tijdens het huwelijk blijven privé (ook als er geen uitsluitingsclausule aan verbonden was).
Wat gebeurt er met een vergoedingsrecht dat al bestond vóór het huwelijk?
Stel er was een vergoedingsrecht ontstaan voor het huwelijk omdat de ene meer privé vermogen heeft ingeleg dan de ander en vervolgens zijn jullie getrouwd in 2024. De wettekst was hierover niet duidelijk, waardoor aangenomen werd dat de vergoedingsvordering in de gemeenschap viel en daardoor halveerde. De Hoge Raad heeft in 2025 echter duidelijk gemaakt dat een vóórhuwelijks vergoedingsrecht niet halveert door het huwelijk.
Dit betekent dat een (vastgelegd) voorhuwelijks vergoedingsrecht volledig blijft bestaan. Het mengt zich niet “per ongeluk” met de gemeenschap door het huwelijk.
Vergoedingsrechten bij samenwoners
Voor samenwoners geldt het artikel 1:87 lid 1 BW niet, omdat dit uitsluitend geldt voor gehuwden en geregistreerde partners. Vergoedingsrechten kunnen ontstaan doordat afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst (bijvoorbeeld in een samenlevingsovereenkomst). Vorderingen kunnen ook ontstaan door onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW) of ongerechtvaardigde verrijking op grond van 6:212 BW, op grond van redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW) of op het moment dat de ene partner een schuld waarvoor de andere partner mede hoofdelijk aansprakelijk was voldoet (art. 6:10 BW).
In principe geldt dat de vordering opeisbaar is op het moment van investeren. Stel je koopt samen een woning en je investeert 50.000 euro priv-e-vermogen in de verbouwing van de woning. In principe kun je dit de helft van dit bedrag (het deel dat je als het ware hebt voorgeschoten) ofwel 25.000,00 direct terug vragen van je partner. In de praktijk gebeurt dat natuurlijk niet. Het probleem is echter dat er wel direct een verjaringstermijn gaat lopen. Bij samenwoners verjaren vergoedingsrechten normaal gesproken na 5 jaar.
Vaak wordt daarom in een samenlevingsovereenkomst afgesproken dat e vordering pas opeisbaar is bij relatiebeëindiging. Dan begint de termijn van 5 jaar te lopen op de datum waarop jullie relatie is beëindigd.
Na 5 jaar kun je de vordering niet meer opeisen, tenzij jullie binnen 5 jaar trouwen.
In de wet staat namelijk dat verjaring tussen echtgenoten wordt opgeschort totdat het huwelijk eindigt.
Gaan jullie later dus scheiden, dan tikt de resterende tijd weer verder. Het is gebruikelijk dat bij een echtscheiding de vordering wordt opgeëist, zowel in een mediationproces als in een gerechtelijke procedure.
In een mediationproces zou je wel weer afwijkende afspraken hierover kunnen maken.
Bij samenwoners geldt dat de vordering altijd nominaal is, tenzij anders overeengekomen (in een samenlevingsovereenkomst). Wil je dus dat je privé-investering meegroeit met de woningwaarde? Zet dat dan heel concreet in het samenlevingscontract of in een aparte overeenkomst. Ook is het verstandig op te nemen op welk moment dat de vordering opeisbaar is, bijvoorbeeld bij verkoop van het goed of bij het beëindigen van de samenlevingsovereenkomst.
Conclusie
Vergoedingsrechten zijn een complexe aangelegenheid. Zeker bij samenwoners is het van groot belang dat tijdens de relatie duidelijke, bij voorkeur schriftelijke, afspraken worden gemaakt. Indien dit niet wordt gedaan, dan is het maar zeer de vraag of er een juridische grond is voor een vergoedingsrecht.
Tijdens een mediationproces kunnen jullie in gesprek met elkaar over verwachtingen, behoeften en en wensen en afwijkende afspaken maken, maar in een juridische procedure is deze mogelijkheid er niet en zal enkel gekeken worden naar eventuele wettelijke grondslagen.






